top of page

Avondbeelden

Zowel tekst als illustratie verschenen op VirusVerhalen.

Ik loop door de ontvolkte straten van Amsterdam-Oost. Het enige licht komt van de gele straatlantaarns en de lichten achter de ramen. Ik wikkel mijn sjaal rond mijn gezicht. Ik ben opgelucht dat er niemand over straat loopt, dat de kans om ziek te worden kleiner is, dat ik niet uit hoef te wijken voor langslopende mensen.

mijn blik glijd over de ramen, sommigen wit en rechthoekig, andere zoals de lijsten van schilderijen. Ik zie schimmen van onbekenden. In de ogen van een voorbijganger worden we levende standbeelden, betrapt in ons geheime leven achter muren en gordijnen en dichte deuren. We zijn uitgesloten van het publieke leven. Het quarantaineleven is het enige dat wij over hebben.

Kijk naar rechts en je ziet een portret: ‘Rokende vrouw’. Haar wangen ingevallen, haar ogen zwaar van de slaap. Ze drukt het rode oog van haar sigaret uit tegen het baksteen. Ze sluit het raam. Ik loop verder. Schepen in flessen varen over vensterbanken. Een rode kat staart emotieloos naar buiten. Zolang wij in gedwongen winterslaap zijn zal er niks aantrekkelijker zijn dan het alledaagse en  tegelijkertijd vreemde, dat wij denken te zien in levens net buiten ons bereik.

Etalages met handgemaakt kinderspeelgoed, paspoppen in lentejurken en gevulde boekenwinkels schuilen in schaduw. Zeldzame winkels hebben woorden in neonlichten: Welkom. Dit zijn de etalages waar ik niet naar binnen mag kijken. Ze zijn beplakt met een ondoorzichtige laag. Zelfs tijdens de coronacrisis, of misschien juist tijdens de coronacrisis, kopen mensen wiet.

In een voortuin is een doormidden gesneden paspop ondersteboven in de aarde gestoken. Naast de pop groeit een hengel uit de grond, waaraan een witte vis van kunststof bungelt. In een donkere kamer verderop schijnt blauw licht. Op het scherm spuiten fonteinen van bloed uit kunstmatige soldaten.

Over honderd jaar zal een voorbijganger nog steeds achter het glas het ruziënde echtpaar zien, terwijl hun voorgangers al honderd jaar in gescheiden graven rusten. Het toneel achter het glas is eeuwig en onze rol zal overgenomen worden door hen die na ons zullen komen. Ook ik zal vervangen worden, een nieuw gezicht dat uit het raam kijkt en in een schriftje schrijft of tekent.

Regendruppels van eerder plakken op de ruiten van geparkeerde auto’s. Ik onderdruk de neiging om een gezichtje te tekenen op de motorkap, zoals ik gedaan zou hebben als klein meisje. Het is beter om niks aan te raken.
misschien denk ik hier aan omdat ik bijna bij mijn oude basisschool ben. Het schoolgebouw staart mij aan met zwarte zielloze ramen. Het was vroeger een klooster. Achter het gebouw schuilt een stenen binnentuin met de stomp van een boom. Ik denk aan de houten huisjes waar kinderen speelden toen ze nog naar school konden, aan lege lokalen en stille gangen, aan stof dat zich op de tafeltjes verzamelt. De ramen zijn zwarte schermen, als televisies die uitgezet zijn.

In een tijd waarin je nergens echt heen kan blijft er weinig over om te vertellen. Ik begrijp nu beter waarom ouderen achter de geraniums zitten, kijken naar de mensen op straat en verhalen over hen verzinnen. Wanneer je leven beperkt wordt tot steeds dezelfde muren is alles dichtbij, binnen handbereik of om de hoek. Het leven aan de overkant van de straat, verborgen achter een laag van steen en beton en glas, wordt plots mysterieus.

Spookachtig blauw licht schijnt uit een aquarium in een slaapkamer. Ik zie de silhouetten van de vissen cirkels zwemmen, trage oneindige cirkels, zoals de cirkels die ik in mijn huis maak op dagen met te veel energie en te weinig te doen. Dagen waarop het moeilijk is om op te staan, omdat ik weet dat ik nergens heen kan. Aan de doelloosheid zal ik nooit wennen.

Ik schrik wanneer ik merk dat iemand mij ziet. Een kale man met een kikkergezicht staat achter het raam. Hij kijkt naar de straat, hij kijkt naar mij en plots ben ik het levende standbeeld dat zich geen houding weet te vinden. Ik steek mijn handen in mijn zakken.
met mijn ogen strak op de grond gericht loop ik verder. Zijn ogen volgen mij als zoeklichten. 

Avondbeelden watermark.png

© Ola Enzler 2021

bottom of page